Toespraak Erevoorzitter Prof. Dr. D.D. Breimer

Openingsceremonie lustrum „Aesculapius” 2020, Marekerk, Leiden, 23 sept 2020

 

Toespraak door Prof. Dr. D.D. Breimer, erevoorzitter van „Aesculapius”

 

Waarde toehoorders, waarde leden van de L.P.S.V. „Aesculapius”,

Zeer geacht bestuur, zeer geachte lustrumcommissie,

Zeer geacht bestuur van de KNPSV, helemaal uit Groningen naar Leiden gekomen,

 

Dit jaar bestaat „Aesculapius” 135 jaar en viert dus haar 27e lustrum!

Geweldig, al zo oud in jaren, maar zo levendig  in activiteiten!

Graag feliciteer ik het huidige bestuur met dit heugelijke feit en ook de lustrumcommissie – hulde aan jullie om toch een mooi programma te realiseren, te beginnen met deze plechtigheid hier in de Marekerk – en natuurlijk feliciteer ik ook alle oud-bestuurders en alle leden van „Aesculapius”.

Dit is natuurlijk wel een heel bijzonder en uniek jaar, dat merken we aan de manier waarop we hier bij elkaar zitten, in aantal gering, op afstand van elkaar en allemaal vanwege die vermaledijde pandemie ten gevolge van het Covid-virus. We hebben allemaal wel geleerd tijdens onze opleiding dat zo’n pandemie in theorie mogelijk zou zijn en tot 100 jaar geleden ook daadwerkelijk uit kon breken, maar voor ons – in meer recente tijden – bleef het toch vooral een theoretische mogelijkheid. Niet dus, het virus sloeg hard toe en is nog steeds niet verslagen, wij, jullie vooral ook, merken dat dagelijks, ons leven is echt veranderd. En wie weet voor hoe lang nog?

De aanpak is nu anders: vroeger was het Darwiniaanse principe “survival of the fittest” van toepassing, de zwakkeren in de samenleving vielen als eersten om en werden het slachtoffer; en dat kwam natuurlijk door geen of onvoldoende medische of farmaceutische interventiemogelijkheden. Nu hebben we feitelijk dat principe omgedraaid, nu is het leidende principe bij de aanpak van de pandemie “survival of the most vulnerable”, overleving van de meest kwetsbaren in onze samenleving teneinde de IC-capaciteit niet te overschrijden en afdoende zorg te kunnen bieden aan de mensen die dat nodig hebben. En die meest kwetsbaren zijn vooral de ouderen en mensen met onderliggende of chronische aandoeningen. Alles is er op gericht om die groepen in de samenleving zoveel mogelijk tegen het virus te beschermen door allerlei beperkende maatregelen op te leggen, met de anderhalve meter afstand als belangrijkste. Daar is in eerste instantie groot draagvlak voor gebleken, een hoge mate van solidariteit in de samenleving, wat ik ook een mooie blijk vind van menselijke beschaving.

Maar – en dat hebben we inmiddels wel gemerkt – deze aanpak heeft wel een hoge prijs, economisch, sociaal, cultureel en ook in het onderwijs is de impact enorm. Dat hebben jullie inmiddels zelf aan den lijve ondervonden door in eerste instantie niet meer fysiek naar het Gorlaeus te mogen en alle onderwijs on line te moeten volgen.  Daar is inmiddels wel versoepeling in opgetreden, zelfs practica kunnen weer in beperkte omvang, maar de beperkingen blijven toch heel ingrijpend. Ik vind wel – en dat wil ik op dit moment toch ook benadrukken – dat onze Universiteit in het algemeen, en zeker ook BFW, ons instituut, zich enorm heeft ingespannen om heel snel adequaat online onderwijs te verzorgen. Dat vergt heel veel van jullie docenten en ik vind het gepast om hun heel veel lof toe te zwaaien voor die geweldige inspanning in de afgelopen maanden en nog steeds. Tegelijkertijd ook hulde aan jullie als studenten die plotseling op een hele andere manier onderwijs moesten volgen en tevens de discipline moesten opbrengen om geconcentreerd thuis te studeren, met weinig sociale contacten – althans fysiek – en ook nog tentamens te doen. Chapeau!

En sinds het begin van het nieuwe studiejaar is het allemaal nog ingewikkelder geworden, vanwege de enorme toeloop van eerstejaarsstudenten – ongeveer 440 als ik het goed heb begrepen – waarmee BFW veruit de grootste studierichting is van de science faculteit en tevens de op drie na grootste studierichting van de hele universiteit. En ook stromen er dit jaar veel meer masterstudenten in bij BFW, zodat er ook in die fase van de studie grote uitdagingen zijn om al die studenten een mooi programma te kunnen bieden inclusief onderzoekstages.  Professor Danhof en ik hebben dat inmiddels ook gemerkt – sommigen van jullie weten wel dat wij een riante emeritikamer tot onze beschikking hebben, waar wij ook altijd met de besturen of commissies van „Aesculapius” vergaderden – maar die moeten we nu ontruimen ten behoeve van masterstudenten die een werkplek nodig hebben. Natuurlijk vinden wij het alleszins redelijk dat wij onze kamer moeten opgeven vanwege het grote succes van BFW, tenslotte heb ik die studierichting zelf ooit opgericht met heel weinig studenten en nu bijt het succes van het grote aantal ons zo ongeveer in de staart. Voor „Aesculapius” is het natuurlijk prachtig dat er zoveel nieuwe studenten aan zijn gekomen, die ook (bijna) allemaal lid worden van „Aesculapius” en ik weet zeker dat jullie je ook zullen inspannen om hun bij allerlei activiteiten die toch mogelijk zijn, te betrekken.

Nu naar dit lustrum, het 27ste. Voor de meesten van jullie zal dit het eerste zijn dat jullie meemaken neem ik aan, voor een enkeling zal dit het tweede zijn. Voor mij is dit het tiende lustrum van „Aesculapius” dat ik meemaak. Hoe dat komt? Wel, ik werd op 1 mei 1975 benoemd tot hoogleraar hier in Leiden, toen nog door het koninklijk besluit van Koningin Juliana – dat was ver voordat jullie geboren werden – en dus ben ik dit jaar 45 jaar hoogleraar, 9 lustra, en dit jaar is dus het tiende!  Heb ik ook aan al die lustra deelgenomen? Ik denk het wel, maar mijn geheugen is niet zo goed dat ik mij die allemaal precies herinner. Bij verschillende lustra deden mijn vrouw en ik mee aan het galadiner en galafeest en ik was meestal aanwezig bij de wetenschappelijke dag en een enkele keer bij andere festiviteiten. Altijd uitstekend georganiseerd door de lustrumcommissies en ik ben er zeker van dat dat ook dit jaar weer het geval zal zijn ondanks alle beperkingen. Eerder dit jaar werd ik door het vorige bestuur van „Aesculapius” verrast met het boekje “30 jaar erevoorzitterschap”, waarin een heleboel herinneringen van vroegere besturen en ook van collega-docenten zijn opgenomen. Buitengewoon waardevol om te beseffen hoe belangrijk „Aesculapius” ook voor mij is geweest in al die afgelopen jaren.

Nog even terug naar het begin van „Aesculapius”, opgericht in 1885, door een achttal studenten dat toen de apothekersopleiding in Leiden volgde – veel meer studenten waren er ook niet in die tijd – en er was 1 hoogleraar die alle vakken doceerde. Maar, die studenten,  die doceerden ook aan elkaar, want het lidmaatschap van „Aesculapius” verplichtte hen om enkele malen per jaar een voordracht te houden over een farmaceutisch onderwerp en die voordracht moest tenminste een half uur duren en tevoren werden twee studenten aangewezen die kritische vragen moesten stellen. En als je een keer geen voordracht hield, moest je 1 gulden boete betalen, wat in die tijd een aanzienlijk bedrag was. Dat was wel een hele belasting voor de studenten in die tijd en dat hebben ze ook maar een paar jaar vol gehouden, later werd het een soort “journal club”, waarbij artikelen uit de literatuur werden besproken. Die interacties en discussies tussen studenten waren denk ik wel heel leerzaam en zouden ook heden ten dage heel stimulerend kunnen zijn  denk ik vooral in de masterfase van de studie. Wat ik ook interessant vond in die beginperiode (1892), is dat de studenten een brief aan de Minister stuurden vanwege de slechte staat waarin het farmaceutisch laboratorium verkeerde, zodanig – zo schreven zij – dat er “onvoldoende waarborgen zijn voor een goede opleiding.” Kunnen jullie je voorstellen dat jullie nu een brief aan Minister van Engelshoven zouden schrijven waarin wordt gesteld dat door het enorme aantal BFW- studenten er onvoldoende waarborgen zijn voor een goede opleiding? Toch maar niet doen zou ik zeggen, want aan die waarborgen wordt heel hard gewerkt door jullie opleiding, dat weet ik zeker, gemakkelijk is dat niet, maar inventief zijn de oplossingen des te meer.

Ik sta ook nog even stil bij het 100-jarig bestaan van „Aesculapius” in 1985. Dat was rond de opheffing van de toenmalige apothekersopleiding en de overgang naar biofarmaceutische wetenschappen (BFW). Toen heeft het maar een haar gescheeld of „Aesculapius” was opgeheven en ten grave gedragen. Toen werden heftige discussies gevoerd onder het motto “To be or not to be”. Voor verscheidene farmaciestudenten in die tijd, die hun apothekersopleiding in Leiden niet konden afmaken, was het ondenkbaar dat de vereniging met de naam „Aesculapius” wel zou blijven bestaan terwijl er geen apothekers meer werden opgeleid. Het heeft enkele tumultueuze vergaderingen gekost voordat de recalcitranten in die tijd het hoofd in de schoot moesten leggen en via een Statutenwijziging „Aesculapius” voor en door BFW-studenten kon worden voortgezet. Ik heb mijzelf in die tijd steeds in de discussies gemengd door te betogen dat farmacie- en BFW-studenten tot dezelfde wetenschappelijke familie behoren- getuige ook jullie lied: “wij allen farmaceuten” – beide zijn ze geworteld in de farmaceutische wetenschappen. Sinds die tijd is „Aesculapius” ook een zeer gewaardeerde pijler van de KNPSV gebleven.  En het is natuurlijk prachtig dat we die farmacie-opleiding, die opleidt tot apotheker, sinds enkele jaren toch ook weer terug hebben in Leiden!

Voordat ik eindig, nog weer even terug naar het heden van de farmaceutische wetenschappen. Voor ons, jullie,  werkzaam in die wetenschappen  is dit natuurlijk ook een hele spannende en uitdagende tijd. Er wordt denk ik veel meer dan anders naar ons gekeken, vanwege de noodzakelijke vaccinontwikkeling tegen het virus, het ontwerp en de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen die de vermenigvuldiging van het virus specifiek remmen, de toepassing van betere antistolling om embolieën te voorkomen, de optimalisering van therapie met antibiotica en ga zo maar door. Binnen het LACDR en het CHDR wordt daar ook aan gewerkt in verschillende groepen, waarbij de groep van Professor Hankemeier de grootste aandacht in de pers heeft gekregen, maar ook het testen van nieuwe vaccins in het CHDR hebben jullie wel opgemerkt denk ik, zeker ook na de lunchlezing van Professor Cohen kort geleden.

Wellicht dat de grote toeloop van het aantal eerstejaars te maken heeft met de huidige pandemie, fascinatie voor wat ons nu overkomt en hoe we daar iets tegen zouden kunnen doen. Daar een bijdrage aan leveren is toch een van de mooiste dingen die je in je leven kunt doen.  Jullie, BFW-studenten, farmaciestudenten, hier al dan niet  deze kerk aanwezig, zijn denk ik vanwege die fascinatie voor chemische verbindingen die belangrijke effecten in een biologisch systeem, inclusief de mens, teweeg kunnen brengen, aan die studie begonnen. En de ervaring leert dat je daarmee na je studie ook daadwerkelijk een hele interessante loopbaan kunt volgen en een bijdrage kunt leveren aan de ontdekking en ontwikkeling van nieuwe en steeds weer betere geneesmiddelen en ook aan de toepassing daarvan als je het apothekersberoep in de praktijk uitoefent.  Essentieel is het dat je het maximale uit je studie haalt en dat je beseft dat er een groot verschil bestaat tussen “leren” en “studeren”.  In de periode dat ik rector magnificus van deze Universiteit was, heb ik vaak tegen eerstejaars in de introductieweek – en later ook bij visitaties tegen ouderejaarsstudenten – gezegd, dat er een groot verschil is tussen leren en studeren: leren is het “vol laten lopen van een emmer” (passief kennis tot je nemen, bijvoorbeeld omdat dat moet om je tentamen te halen), maar studeren is “het ontsteken van een vuur”, dan studeer je niet omdat het moet, maar omdat je dat zelf wilt, dan is er sprake van intrinsieke eigen motivatie om dingen aan de weet te komen en de grenzen van ons weten op te zoeken en proberen te verleggen. Natuurlijk helpen inspirerende docenten je daar bij, maar je moet het toch zelf doen, in jezelf dat vuur ontsteken. Dan wordt studeren een groot plezier en ervaar je het niet als een verplichting, maar als een voorrecht en genoegen. Ik neem aan dat bij ieder van jullie hier aanwezig het vuur voor de studie wel is ontstoken??  Het lidmaatschap van „Aesculapius” kan daarbij helpen, immers daar ontmoet je elkaar als studiegenoten en kun je elkaar enthousiasmeren over die prachtige BFW- of farmaciestudie en uiteraard ook helpen als iets moeilijk blijkt of lijkt. Leden kunnen als mentor of buddy jegens elkaar fungeren en op die wijze meer systematisch elkaar bijstaan en inspireren bij de studie.

Tot slot. Ik ben heel blij dat „Aesculapius” na 135 jaar levendiger is dan ooit en een hele belangrijke rol vervult in het leven van studenten die BFW en farmacie hier in Leiden studeren. Mijn wens is dat dat nog heel veel jaren het geval moge zijn.

Vivat, Crescat, Floreat, „Aesculapius”!

Ik heb gezegd.

nl_NLNederlands